Zondag 9 juni, Oude Lutherse Kerk. Marieke Brouwer, predikant. Gelezen: psalm 42. Thema: Bidden. Een recent onderzoek heeft aangetoond dat ruim 60% van de Nederlandse bevolking bidt. Dat is een hoog percentage, wat je niet zou verwachten in ons ontkerkelijkende land. Mensen bidden, zolang als de soort die we zijn, de homo sapiens bestaat. In alle eeuwen, in alle werelddelen, in alle culturen, overal en altijd werd en wordt gebeden. Wij mensen bidden God of de goden universeel om voorspoed, om geluk, om gezondheid, kracht en steun, innerlijke rust, inzicht, om het hart te luchten en zich uit te spreken. Maar wij bidden vooral bij problemen, ziekte en dood en nood, als we zelf niet meer weten hoe het verder moet, als we bang zijn. Wij bidden thuis, in bed, in de natuur, op de fiets en in de kerk eigenlijk overal richten mensen zich tot datgene wat ons overstijgt. Datgene, Diegene die tegelijkertijd oneindig is en zo dichtbij. Wij richten ons tot diegene, datgene dat we overal om ons heen en in de diepten van ons eigen hart bespeuren. In gebed wagen wij ons aan Wie of Wat oneindig groter is dan wijzelf. De mens is een geestelijk wezen, naar alle waarschijnlijkheid het enige wezen dat besef en intuïtie heeft van dat geheim, dat mysterie wat leven is, dat naar de sterren kijkt en van ontzag vervuld wordt. Want hoe intelligent sommige dieren ook mogen zijn, wij lijken de enigen met dat besef van de raadsdelachtigheid van het bestaan. In alle tradities wordt God, het Goddelijke, de Onnoembare met duizend en één namen biddend aangesproken. Met name in de psalmen vinden we onszelf als biddende wezens terug, iedere psalm is een gebed. We hoorden zojuist psalm 42, een gebed van een mens die diep verlangt, ja snakt naar God. In de Bijbel wordt God met zoveel namen en beelden omkleed en aangesproken: vader, koning, minnaar, rechter, herder, Licht, Bron enz. Wij mensen hebben God in woorden, kunst en muziek verbeeld. We hebben deze beelden nodig. Maar ondanks al onze woorden, beelden en verbeeldingen, is er uiteindelijk het besef van verlegenheid, beseffen we niet te weten naar wie of wat ons verlangen uitgaat. God is niets, een ik weet niet wat, onuitsprekelijk en onachterhaalbaar zeggen de grote bidders als Meister Eckhart, Johannes van het kruis, Teresa van Avila en alle andere Godzoekers en mystici. De woorden en beelden die wij gebruiken over God, zijn woorden en beelden die wij stamelend gebruiken om niet geheel te hoeven zwijgen. Hardnekkig kan het mysterie dat God is, dat Onuitsprekelijke, aan ons trekken. Zelfs al hebben wij afscheid genomen van kerk of geloof, van de al te beperkende en vervuilde beelden van God, het verlangen en de geraaktheid door ik weet niet wat blijven. Nietsche, de bekende filosoof was degene die God doodverklaarde. Tegelijkertijd bad hij dit gebed: Nog eenmaal, voor ik verder trek en uitzie voor mij uit, hef ik vereenzaamd mijn handen naar U omhoog naar wie ik vlucht,aan wie ik in de diepste diepten van mijn hart plechtige altaren heb gewijd, opdat te alle tijde mij uw stem weer roepen zou. Daarop ontgloeit diep in gegrift het woord: voor de onbekende God. Hem hoor ik toe, al bleef ik tot op dit uur samenzweren met het kwaad. Hem hoor ik toe, en ik voel de strikken die me in de strijd omlaag trekken en, ookal vlucht ik, me toch dwingen tot zijn dienst. U wil ik kennen, Onbekende Gij die mij grijpt diep in mijn ziel, Gij die mijn leven als een storm doorzwerft, Gij onbegrijpelijke, mij verwant! ik wil U kennen, ja zelfs dienen. ( F.Nietsche) De Onbekende, de Onbegrijpelijke, hij roept ons altijd uit de diepste diepten van ons hart. En wij spreken terug, wanhopend, zoekend, zijn lofzang zingend, vragend, dankend. Amen. |
Preek van de week >