Woensdag 21 september 2011. "Alle-Dag-Kerk" (in de Engelse kerk, Begijnhof) Voorganger: ds. A.J.J. van Noord. Een mooie wijngaard Overweging bij Johannes 15:1-17. We fietsten samen in ‘n prachtig stukje Frankrijk. In de omgeving van ‘t mooie dorp Taizé – misschien hebt u er al eens van gehoord. Er is daar sinds 70 jaar een gemeenschap van broeders die in alle eenvoud samen léven, bidden en werken. Veel jongeren uit alle hoeken van de wereld komen er heen om een week of langer het leven van die broeders te delen en met leeftijdsgenoten te luisteren naar de Bijbel en naar elkaars levensverhalen. Driemaal daags is er een korte viering. Voedsel genoeg, dus ... In de schaduw van de gemeenschap huur ik een huisje en vandaar verkennen we wandelend, fietsend de streek. We fietsten dus, die avond ... Verweerd was zijn gezicht door de zon, waarin hij heel zijn lange leven had gewerkt. Zijn handen waren er grof en eeltig van geworden. Zo achter in de 60 schatte ik hem. Maar heel vitaal! Aan het werk was hij, in een nieuwe wijngaard: al vroeg in het voorjaar was ‘n stuk grond schoon gemaakt (zware keien en oude wijnstronken waren er uit gehaald) en in de frisse grond had zijn zoon de verse stekjes geplant. Honderden jonge druivenplanten, mooie lange rijen. Maar waar de akker leeg is, woedt het onkruid hard en dus was hij er weer heen gereden om te wieden. Diep gebogen ging hij rond, van rij tot rij ... Jezus zegt: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer’. Daar ging een échte! ‘Ik ga even een praatje maken’ zei ik tegen mijn lief, stapte af en liep op hem toe over de kluiterige akker. ‘Zwaar werk, zo laat nog op de dag?’ ‘Ach, monsieur, je móet wel, die nieuwe plantjes - voor je het weet worden ze overwoekerd door de kwade kruiden en krijgen ze geen licht en lucht meer en dan is het gebeurd – alles voor niets’. ‘Ze hebben het dus zwaar te verduren’, meende ik toen hij z’n stijve rug had gerecht: de junimaand was tot nu toe immers warm en vochtig geweest en het onkruid schóót de grond uit. We drukten elkaar de hand: ‘Jean-Luc’ – ‘Adriën, Pays-Bas’. ‘Weet u’, zei hij met een voor Fransen ongekende openheid (hij was een soort van filosoof), ‘eigenlijk zie je hier gewoon ons eigen leven: vanaf het jongste begin moet ‘t gekoesterd worden, beschermd tegen al wat het bedreigt. Er kan zoveel gebeuren in de wijngaard: de winter, late vorst die de jonge aanplant bedreigt, teveel regen in het voorjaar, hagelbuien in de zomer. En (of ‘t allemaal nog niet genoeg was) vergeet de ziekten niet, die de hele wijngaard kunnen slopen’. ‘Dat moet wel een onzeker bestaan voor u zijn, als ik dat zo hoor’. Hij glimlachte wat voor zich uit: ‘Soms maar ach, je kunt niet meer dan er hard voor werken en bidden om een goede oogst en weet u...?’ Ik keek hem benieuwd aan. ‘Je moet er ook van houden: van je planten, je werk, je land. Van ze houden, anders worden ze nooit groot, komen er nooit mooie druiven, komt er nooit een mooie wijn. En van ze houden betekent: er áltijd mee bezig zijn. Onkruid wieden, snoeien, opbinden, met beleid wat spuiten’. Voor je ook maar één druif oogst, heb je een vol jaar hard gewerkt’. Jezus zegt: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer’. Daar sprak een échte! ‘Maakt u veel?’, vroeg ik. ‘Kom maar eens kijken en proeven’ en hij legde me uit hoe ik zijn domein kon vinden. Een paar dagen later gingen we bij hem langs, proefden en namen een flinke doos mee. Een vakman was hij, daar was geen woord te weinig mee gezegd! Een denker ook, kortom: een mooi mens! Toen we doorfietsten in de lage avondzon, bleef ‘t gesprek in mijn hoofd doorgonzen en toen we later, bij een glas wijn, de dag nog eens doornamen, zei ik: ‘Ik zal dit verhaal in Alle-Dag-Kerk vertellen. Vind ik mooi! Over die wijnbouwer (die me daar zo ineens aan de Here God deed denken) en over de ware wijnstok (want dat is Jezus)’. Ik vind het een prachtig en heel herkenbaar beeld: God, die zichzelf hier op aarde plant. God, die in Jezus op aarde is gekomen om bij ons te zijn, ons het leven en de liefde te leren. Dat is ons elke dag weer nodig: zoals de oude Jean-Luc dagelijks tussen z’n planten doorgaat. Zoals hij doet wat een goede wijnbouwer moet doen: schoon houden, fris, groeizaam, alert. Een beeld: Jezus, die wijnstok, knoestig (want het leven is eroverheen gegaan!). Een beeld: wij dus, die ranken – moeten af en toe ingetoomd worden, gesnoeid (dan moet het wilde er af) anders komt er niets van terecht. Snoeien doet pijn, dat weet je. Je kent jezelf het best om te weten, waar bij jou die wildgroei ingetoomd moest worden. Of je bent het achteráf gaan zien: toen en toen ging het niet goed met me – het was een heel verwarrende tijd, alles liep door elkaar. Maar het lijkt als ik terugkijk nét of ik juist in die tijd als die wijnstok werd gesnoeid – op orde werd gebracht nieuw leerde leven. Ik hoor váák mensen zeggen: achteraf bleek ’t donker in mijn leven het begin van een héél nieuwe en goede tijd te zijn. Eindeloos kun je dóór denken over dit Evangelie. Gaan we niet doen, alleen nog dit: 1) blijf dicht bij die wijnstok Jezus, kén Hem – Hij helpt je op de goede weg; 2) ontdek hoeveel Hij van je houdt – en deel díe liefde met anderen, zodat ook jíj als zijn kind herkend wordt en: 3) draag goede vrucht. Leef zoals Hij van je vraagt, elke dag weer. Zó wordt de naam van de wijnbouwer geëerd! Zó hoor je werkelijk bij de goede ranken, leef je in vrede met jezelf en met eerbied voor God en je naaste. Daarom: eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. |
Preek van de week >