Preek over Lucas 2: 21-40 gehouden in de Westerkerk op 28 december 2014 door ds. Jan Offringa Jezus in de tempel ‘De Messias zien en dan sterven’. Dat is de variant van Simeon op het ons bekende adagium: ‘Rome zien en dan sterven’. Het origineel schijnt trouwens over een andere stad te gaan: ‘Napels zien en dan sterven’. Maar ik kan u verzekeren dat Rome heel wat meer in huis heeft. Rome is toch wel – na Amsterdam natuurlijk ‒ de mooiste stad van Europa. Trouwens, ook deze Simeon woont in een bijzondere stad, in Jeruzalem. Daar in de tempel begroet hij het kind Jezus met zijn ouders. En zoals iemand op zijn sterfbed kan wachten tot ook het laatste kind afscheid heeft genomen, zo is hiermee voor Simeon het leven voltooid. ‘Heer, laat me nu maar in vrede heengaan’. Ook voor Lucas als evangelist is daarmee de cirkel rond. Zijn geboorteverhaal eindigt zoals het begint: met twee oude mensen. Aan het begin staan Zacharias en Elisabeth, die op hoge leeftijd een kind krijgen, en aan het slot staan Simeon en Hanna met hun profetieën. Op die manier krijgen verschillende generaties een plek bij Lucas. Want ondertussen zijn er twee baby’s geboren, Johannes de Doper en Jezus, en hebben we ook een stel jonge ouders ontmoet: Jozef en Maria. Zo komen er drie generaties voorbij, en zijn ook beide seksen volop betrokken in dit gebeuren. Ja, vrouwen spelen hier in het evangelie minstens zo’n belangrijke rol als mannen. Kijk alleen maar naar de hoofdrol, die is duidelijk voor Maria. Zij is een toonbeeld van overgave en vertrouwen, zij zingt te midden van Zacharias en Simeon het hoogste lied. Al krijgen we hier ook te horen dat er een zwaard door haar ziel zal gaan. De weg die Jezus gaat zal diepe sporen trekken in haar leven. Opvallend is de joodse kleur van wat Lucas beschrijft. Alles wat gebeurt, geschiedt volgens de Thora, de wet van de Heer. Op de achtste dag wordt Jezus besneden, zoals elke joodse jongen. En rond de veertigste dag komt Hij met zijn ouders naar de tempel, voor twee dingen tegelijk. Het kind wordt toegewijd aan de Heer, zoals opgedragen wordt in het boek Exodus. En voor de reinheid van zijn moeder – ook dat was destijds van belang ‒ wordt een offer gebracht: twee duiven, zoals voorgeschreven in het boek Leviticus. Rijken doen meer, zij offeren een jonge ram, tezamen met één duif. Maar voor arme mensen zijn twee duivenjongen voldoende. Een teken dat Jozef en Maria inderdaad tot de eenvoudige, arme joden behoren. Beide zijn toegewijd aan God en leven naar de Thora, net als Zacharias, net als Simeon. Zo laat Lucas op zijn manier zien dat de komst van Jezus geen breuk betekent met het jodendom, maar een vervolg. Het is zoiets als een nieuwe fase in de geschiedenis, met een beslissende doorbraak naar alle volkeren. Wat God dus ooit met Israël begon, dat beperkt zich niet langer tot dit volk maar staat nu open voor alle mensen wereldwijd. De deur die binnen het jodendom af en toe al op een kier stond, zwaait met Jezus wijd open naar heel de mensheid. Jood en heiden, man en vrouw, jong en oud, iedereen mag zich op gelijke wijze een kind van God weten. Die boodschap klinkt door in het loflied van de oude Simeon: in Jezus zal Israël stralen als nooit te voren, en tegelijk gaat er in hem een licht op voor alle andere volken. Voor heel de wereld breekt dus een nieuwe toekomst aan. Lees deze preek hier verder |
Preek van de week >