Verkondiging op Zondag 17 juli 2011 10:00 in de Jeruzalemkerk (PKN) te Amsterdam door Bas van der Graaf Gelezen: Psalm 33, Genesis 1:1-2:4a. Gemeente, gasten in ons midden, De zomertijd, die voor de meesten van ons ook vakantietijd is (in welk vorm dan ook) geeft ons vaak de nodige rust om van de schepping te genieten. En of we nu ver weg gaan of dicht bij huis blijven, als we oog krijgen voor de schepping om ons heen dan kijken we onze ogen. En Genesis 1 is nou precies geschreven om ons daar oog voor te láten krijgen, voor de schoonheid en de goedheid van Gods schepping. Daarom is het mooi juist nu, in deze zomertijd een paar keer bij dat begin van de Bijbel stil te staan. Nu is het echter zo, dat onbevangen kijken naar de schepping en zelfs naar het scheppingsverhaal in Genesis 1 en 2 steeds ingewikkelder is geworden. De afgelopen jaren werd er in en om de kerk vaak vooral in strijdtermen over Genesis 1 gesproken. Er werd gediscussieerd over de vraag of Genesis 1 nog wel overeind blijft in het licht van alle wetenschappelijke kennis; er werd gediscussieerd over de vraag of we de scheppingsdagen letterlijk moeten opvatten, of Genesis ook ruimte laat voor evolutie en zo waren er nog veel meer strijdthema's. Belangrijke en onvermijdelijke thema's, dat zeker, maar temidden van al dat geweld was er nauwelijks meer ruimte om van Genesis 1 te genieten, gewoon van wat daar staat. En dat wil ik vanmorgen dan vooral wel proberen te doen. Ik wil samen met u zo onbevangen mogelijk naar die tekst kijken en een paar wezenlijke gedachten en kenmerken naar boven halen, die ons vooral helpen oog te krijgen voor de schepping en er de Schepper om te prijzen. Uiteraard scheren we steeds langs die genoemde discussies heen, maar we laten ons niet verleiden ons daarin te verliezen. We verliezen ons vooral in het wonder van alles wat er is en waarvan we geloven dat God het gemaakt heeft, hoe dan ook. *Laten we eerst eens kijken wat voor tekst we eigenlijk voor ons hebben liggen. Wat dan meteen opvalt is, dat het een zorgvuldig gecomponeerde tekst is, met een bepaald ritme en het steeds terugkerende refrein 'en God zag dat het goed was' Het is een tekst die uitnodigt om woorden te gellen, structuren en structuurtjes te ontdekken en om gewoon te laten klinken. Duidelijk is in elk geval wel, dat dit geen droge wetenschappelijke beschrijving van de natuur is. Daar is de tekst te poëtisch, te dichterlijk voor. Maar een echt gedicht is het ook niet, daar is hij te prozaïsch voor en daarvoor wijkt hij teveel af van de poëtische teksten die in het Oude Testament te vinden zijn. Maar een echte verhalende tekst is het ook niet, daarvoor is het weer te schematisch. Een van de uitleggers zegt het dan ook zo: 'Genesis is uniek in het Oude Testament. De tekst lijkt op de psalmen en op andere gedichten die mediteren over het mysterie van Gods creativiteit. Het is inderdaad een grote hymne, die op majestueuze wijze de almacht van de Schepper uiteenzet, maar de tekst overstijgt de anderen hymnen vanwege focus en de geconcentreerde visie. Het is verheven proza, maar geen pure poëzie en het is niet waarschijnlijk dat het alleen maar als loflied is geschreven.' Al met al een unieke tekst. Kunnen we daarmee iets zeggen over de vraag waar Genesis 1 ons toe uitnodigt? Ik zou zeggen: vooral tot verwondering en lofprijzing over de machtige creativiteit van God. Het is een tekst om te overdenken, over te mediteren en vervolgens te danken. Maar het is ook een tekst die uitnodigt om je toe te vertrouwen aan de Schepper, die de wereld blijkbaar zo ordelijk geschapen heeft dat het voor ons een plek is geworden om te leven. En het is een tekst die uitnodigt om in de schepping de hand van de Schepper te zien. Al met al een tekst die bedoeld is om geloof en vertrouwen te voeden. *Goed, dat was het grote kader. Laten we iets concreter gaan kijken en wel naar het middel waarmee God schept, namelijk het woord. Want ja, dat is toch wel heel bijzonder en opvallend in deze tekst, dat we elke keer lezen 'en God zei'. Bijvoorbeeld in vers 3: 'God zei: "Er moet licht komen", en er was licht'. Of in vers 11: 'God zei: "Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.". En zo gebeurde het.' God schept dus door te roepen. De woorden die Hij spreekt zijn scheppende woorden, geladen met kracht en in staat om alles in het aanzijn te roepen. Het tekent God als de soevereine God, die van niets of niemand afhankelijk is om wat Hij bedenkt ook te laten ontstaan. God heerst over alles wat is en wat komen kan. Wanneer we dit beeld van God vergelijken met scheppingsmythen van de omringende volken, dan zit hier dus een doorslaggevend verschil. In de scheppingsmythen van Babel en Egypte komen ook scheppende goden voor, maar zijn betrokken in een soort kosmische strijd tussen chaos en orde, maar soeverein zijn ze nooit. Dit is dus de unieke openbaring van de God van Israël: Hij roept en het is er. En laten we goed beseffen, dat de Bijbel dus vanaf pagina één de aandacht vestigt op de kracht van Gods stem, van zijn woorden. Woorden die God spreekt hebben altijd scheppende kracht. Dat gold toen, in het begin, maar het geldt ook daarna, tot op de dag van vandaag. Ook vandaag, ook in ons leven, heeft het woord van God de kracht uit niets in het aanzijn te roepen wat er zou moeten zijn, in ons persoonlijke leven en in de wereld. Geloven is in veel opzichten niet anders dan leven van het scheppende woord van God, elke dag op nieuw. Daar maakt Genesis 1 ons door en door bewust van. *Goed, we hebben nu iets gezien over de aard en het doel van het Bijbelse scheppingsverhaal en over de kracht van de stem van God. Nu wordt het tijd om na te gaan wat Genesis 1 ons nu eigenlijk vertelt over het wezen van de schepping. Ik noem daar drie dingen van. Om te beginnen dit: de schepping is een afspiegeling van Gods gedachten, maar is zelf niet goddelijk. Dat is meteen een heel belangrijk, een fundamenteel punt, voor Israël toen en voor ons vandaag. Misschien beseffen we dat niet zo, maar er zit in ons mensen een onbedwingbare neiging om de schepping of elementen uit de schepping te vergoddelijken. En dat vergoddelijken van de schepping of delen daarvan is heidendom. Genesis 1 snijdt de weg naar de vergoddelijking van de schepping radicaal af. En vooral op twee momenten wordt dat heel concreet. Het eerste moment betreft de schepping van de hemellichamen. Misschien is het u opgevallen dat de beschrijving daarvan -in de verzen 14-19- uitgebreider is dan de andere en dat komt omdat hier echt ook een theologische discussie wordt gevoerd met de heidense volken rondom. In de naburige culturen van Israël kwamen veel zogenaamde astraal-godsdiensten voor. Voor de aanbidding van de zon, de maan en de sterren kwamen veelvuldig voor. Men geloofde (zoals velen dat ook vandaag nog geloven) dat het lot van mens er door bepaald werd. Nou, dan moet je met die wetenschap de verzen 14-19 nog eens lezen. De zon en de maan hebben hier niks goddelijks, maar worden door God als lampen opgehangen aan het firmament. De zon en de maan worden dus op hun plaats gezet. Zo'n zelfde discussie zit in vers 21. Daar staat dat God de grote zeemonsters schept. Voor de omliggende volken waren zeemonsters mythische wezens, die bij de oerstrijd van het ontstaan van de wereld betrokken waren. Ontzagwekkende wezens dus. Voor Genesis 1 zijn het gewoon schepselen waar God, volgens Psalm 104, mee speelt. Ook de zeemonsters worden dus op hun plaats gezet. *Dan een ander wezenlijk punt van de schepping: het scheppen van God betekent een aanbrengen van orde in de chaos. De schepping van God is een geordende kosmos. Waar blijkt dat uit? Allereerst uit het begin, de verzen 1 en 2. Daar wordt de aarde 'woest en doods' genoemd, met 'duisternis over de oervloed'. In omliggende culturen was die oerchaos een gegeven en ontstond er vervolgens een strijd tussen de elementen waardoor er uiteindelijk orde ontstond. In Genesis is de oerchaos Gods eerst scheppingswerk en gaat hij vervolgens aan het werk om elementen te scheiden en zo ontstaat er een prachtige, harmonische orde. Die orde wordt natuurlijk prachtig verwoord in die verschillende scheppingsdagen, waarop God de verschillende elementen van de schepping in het aanzijn roept en ze een plaats geeft. Uit alles wordt duidelijk dat God ordenend bezig is in zijn schepping. De eeuwen door hebben mensen die ordening in de schepping gezien, ontdekt en bewonderd. En welke woorden ze daar ook voor gebruikten (orde, harmonie, intelligent design of gewoon schoonheid) altijd weer raakte dit aan het vermoeden van God of aan de belijdenis van God. Ik denk bijvoorbeeld even terug aan een van de gasten van het Zondagavondgesprek, Cees Gooijer. Als hoogleraar spectroscopie keek hij naar de microkosmos, de kleinste bouwstenen van de materie. En ik zie nog zijn gezicht glimmen, toen hij vertelde over ongelooflijke samenhang van al die complexe deeltjes. Genesis 1 nodigt ons heel eenvoudig uit om altijd weer oog en hart te hebben voor de orde en de harmonie in de schepping. De schepping is niet minder dan een complexe werkelijkheid met een wonderlijke orde en samenhang. En hoeveel kwaad er ook in de schepping is geslopen, het heeft de orde wel verstoord maar niet opgeheven. En hoe meer oog we krijgen voor die orde in de schepping hoe dichter ons dat brengt bij de God van Genesis 1. Er zit orde in de kosmos, in de micro- en in de makrokosmos en die orde komt van God. *En dat brengt met eigenlijk als vanzelf bij het derde punt wat ik wil noemeen, namelijk dat de schepping goed is. Want ja, dat is toch wel een heel opvallend refrein door dit hele hoofdstuk heen: 'En God zag dat het goed was.' En God zag dat het goed was. Dat betekent allereerst, dat het was zoals God het bedacht had. God had het bedacht, toen had Hij het tevoorschijn geroepen en vervolgens zag Hij dat het was zoals Hij het zich had voorgesteld. Beter kan het natuurlijk niet, dat begrijpen we. En God zag dat het goed was. Dat betekent ook, dat wij de wereld mogen aanvaarden en ervan genieten, want de aarde is goed. Dat is natuurlijk een hele spannende, want er loopt ook een barst door de schepping, waardoor de wereld ons ook kan afhouden van het leven met God. We kunnen ook in het Nieuwe Testament oproepen horen, om de tegenwoordige wereld niet lief te hebben. En toch zit daaronder altijd het besef, dat de schepping in wezen goed is. Zelfs de meest radicale oproep om de wereld niet lief te hebben is geen radicale afscheid van het geschapene. Hoe zou dat ook kunnen, want God schreef zijn schepping ook niet af toen er een zondeval overheen kwam, integendeel, hij bleef trouw aan het werk van zijn handen. Anders gezegd: christenen weten zich geroepen tot een zekere ascese, maar niet om te ontsnappen aan het geschapene maar om zich te richten om wat nog steeds goed is in de schepping. En God zag dat het goed was. Juist de vakantietijd geeft ons vaak de ruimte om het goede van de schepping te ervaren, te proeven, te ruiken, te zien. De schepping is wezen goed en getuigt van Gods goedheid. Daar doet alle gebrokenheid niets aan af en dat zal eens in alle volheid blijken, als er een vernieuwde schepping zal zijn, waar de tranen van de ogen zijn afgewist. *Er valt nog veel meer te ontdekken en te genieten in Genesis 1, maar dit lijkt me voor nu wel voldoende. Genesis 1 spoort ons aan onze ogen de kost te geven, Gods geheimen in ons hart te sluiten en er de Schepper voor te danken. Het is goed om in een wereld te leven die door God te voorschijn is geroepen en geordend totdat het goed was. In die schepping mogen wij onze plaats hebben, levend voor Gods aangezicht. Amen |
Preek van de week >