VERKONDIGING op 28 augustus 2016, de 22e zondag door het jaar, in de Kerk van Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans te Amsterdam door pastor Pierre Valkering Gelezen: uit het boek Jezus Sirach (3, 17-18.20.28-29), Psalm 68 (ged.), de brief aan de Hebreeën (12, 18-19.22-24a) en het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (14, 1.7-14). Enkele jaren geleden, dierbare gasten en parochianen van deze Rozenkranskerk; enkele jaren geleden kreeg ik het idee en het verlangen om in Brugge eens deel te nemen aan de Heilig Bloed-processie zoals die op Hemelvaartsdag jaarlijks in grote bontheid door de straten van die schone Vlaamse stad slingert. Via een bevriende priester daar legde ik contact met de organisatoren werd het geregeld. Het was een stralend zonnige dag die natuurlijk met een mis begon. Ik was al vroeg in de kathedraal in de ruimte die mij genoemd was. Daar hingen allerlei misgewaden klaar. Ik dacht: Ik kleed mij vast aan. Langzaam druppelden de Vlaamse collega's binnen en drong het ook langzaam tot mij door dat ik overdressed was: die klaarhangende misgewaden bleken te zijn bestemd voor de belangrijkste concelebranten tijdens de viering, zeg maar: 'de hogere geestelijkheid' - kanunniken, kapittelheren, dekens, abten. Heel dom van mij dat ik mij dat niet eerder gerealiseerd had. Dom en natuurlijk behoorlijk gênant. Ik kreeg het er warm van. Ik kon wel door de grond zakken. "Gij hebt dat nu aan, houdt dat aan" zei de ceremoniarius tegen mij. Heel aardig was dat. Maar ik wilde daar natuurlijk niet van weten. Ik meende reeds enige verstoorde blikken te hebben geregistreerd: Wie is die man? Dus nee... voor geen goud. Ik zou mij tijdens de hele viering totaal opgelaten hebben gevoeld in die out-fit, dat concelebratiekazuifel. Ik heb het dus, zonder blikken of blozen zoveel mogelijk, uitgedaan - v..r aller ogen. Tja, dierbare gasten en parochianen: "(...) alwie zichzelf verheft zal vernederd worden". Ja, zo voelde dat toch wel - al had ik dan in onwetendheid gehandeld. "Goed voor je nederigheid", zou er destijds in de zogenaamde 'leefgroep' voor theologiestudenten waarvan ik gedurende het grootste deel van mijn studententijd hier in Amsterdam deel uitmaakte; "goed voor je nederigheid" zou daar gezegd zijn. En zo is het ook. Want: een mens wordt daar natuurlijk heus niet minder van, van zo'n beschamende ervaring, om op zo'n manier eens zichzelf tegen te komen, om eens een spiegel voorgehouden te krijgen en zijn hoofd te stoten. "Je moet je plaats weten" zegt men. Jíj moet jouw plaats weten in dat gecompliceerde weefsel, in dat zeer vertakte en vertwijgde systeem van de maatschappelijke en ook de kerkelijke pyramide. En het is goed, verstandig en zelfs slim om binnen dat geheel eerder bewust een 'lagere plaats' te kiezen dan jou zogenaamd toe komt, of zou komen, dan een hogere plaats. Want van zo'n hogere plaats kun je alleen maar naar beneden kukelen. En dat is dan een afgang. Dan ga je af. Terwijl je van een lage plaats noodzakelijkerwijs alleen maar, zoals dat heet, hogerop kunt komen. Het is opvallend dat Jezus in het eerste deel van onze evangelietekst vandaag aldus de maatschappelijke orde zélf, die sociale pyramide, eigenlijk lijkt te affirmeren. Hij is, "op een sabbath, het huis van een van de voornaamste Farizeeën" binnengegaan. Blijkbaar was Hij uitgenodigd. Maar "zij hielden Hem voortdurend in het oog" zo staat er. Pieter Oussoren vertaalt zelfs: "Zij zijn Hem gaan beloeren". Toe maar. Met argusogen dus. Zij, de mensen, de gasten, in het huis van die belangrijke man, ze vertrouwen Hem, Jezus, voor geen cent. Hij is duidelijk niet one of the boys. Hij is duidelijk 'anders', niet: één van ons. De mensen daar hebben een ongemakkelijk gevoel bij Jezus. Ze hebben een kijkje op Hem. Wat gaat Hij doen? Eigenlijk hetzelfde als zij: Hij observeert hoe het daar toegaat in dat huis bij die ontvangst, die maaltijd. Hoe manifesteren de mensen zich? Hoe doen ze? Hoe gedragen zij zichzelf? Wat Hij ziet, Jezus, is een pikorde, net als in het kippenhok en op de apenrots. Zo werkt het onder mensen dus ook. Ik stel mij voor dat Jezus er een beetje om moet lachen, om dat gedoe. En zijn advies in dat verband is dus: Je kunt je maar beter zo terughoudend mogelijk opstellen, zo onopvallend mogelijk gedragen, jezelf niet op de voorgrond dringen en profileren als hoe dan ook 'belangrijk'. Dat is wél zo relaxed. Maar dán... komt Jezus t.ch opeens stevig uit de hoek. Hij wendt zich tot de gastheer: Als je een feestje geeft, dan moet je niet je familie en je vrienden en well-to-do buren uitnodigen, mensen die het goed hebben. Je moet juist mensen uitnodigen die van alles te kort komen en het je nooit terug kunnen geven. Oef! Die zit. En dat komt aan. Hopelijk ook bij ons. Want: wie staan er in jouw leven centraal? Om wie draait jouw leven? Om welke mensen? Op wie ben jij betrokken? Wie geef jij aandacht? In wie steek jij tijd en geld? Zijn dat mensen die dat eigenlijk helemaal niet nodig hebben, die het misschien 'wel leuk' vinden, maar die er geen boterham minder om zullen eten en die er geen traan om zullen laten als jij níet zo 'goed' voor hen bent? Zijn het mensen van wie je hoopt en eigenlijk ook verwacht of zelfs min of meer eist dat zij op hun beurt net zo 'goed' voor jou zijn als jij het bent voor hen? Draai jij rond in een elkaar wederzijds voortdurend bevestigend maar au fond behoorlijk lauw kringetje? Of durf jij om zoals dat tegenwoordig heet ook out of the box te denken en te doen? Durf jij ook contact te maken met mensen buiten jouw vertrouwde sfeer? Hoe doe je dat om te beginnen bijvoorbeeld hier na afloop van de viering? Verlaat je dan zo snel mogelijk de kerk of doe je dat niet? Ga je of blijf je? En als je blijft, als je wel koffie blijft drinken, beperk je dan jezelf tot een vaste plek en tot eenzelfde kringetje van mensen? Of durf je ook eens op een andere plek te gaan staan of zitten en eens contact te maken met iemand die je nog niet kent? Wie zijn hier eigenlijk überhaupt welkom en mogen er ook taken vervullen? Zijn dat alleen mensen die eerst .nze ballotage moeten passeren of durven wij ook de ruimte te geven onder ons en tussen ons in, aan mensen die ons misschien wel diepgaand verontrusten omdat ze behoorlijk anders zijn als zogenaamd wijzelf? Wil en kun je er zijn voor mensen voor wie jij wérkelijk iets kunt betekenen omdat ze leven met een handicap of een tekort of een verlies? Kunnen en willen wij dat als kerkgemeenschap ook? Mogen mensen met een tekort of een handicap ook bij ons horen en met ons meedoen? Ik denk, veelgeliefden: in het licht van het evangelie zijn het allemaal wezenlijke vragen. "Bedenkt waar gij staat" werd ons in de Hebreeënbrief vandaag op het hart gedrukt. "Gij zijt genaderd tot de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en de duizendtallen engelen, de feestelijke en plechtige vergadering van de eerstgeborenen die in de hemel zijn ingeschreven; gij zijt genaderd tot God, de rechter van allen, en de geesten der rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben, tot Jezus, de Middelaar van een nieuw verbond." Ja, dat álles is hier aanwezig. Hij, Jezus, God, is hier in de kerk aanwezig. En zij, die engelen, die eerstgeborenen en rechtvaardigen, ook zij zijn hier in de kerk aanwezig. De hemel begint al hier. Dat is dus niet niks, niet gering. Maar mensen, ook wij, kunnen geneigd zijn om er niet bij stil te staan, om het te vergeten. En we kunnen geneigd zijn om te denken en te doen of wijzélf hier de baas zijn, heer en meester. Wij kunnen ons gedragen alsof wij het hier zelf voor het zeggen zouden hebben. Maar zo is het niet veelgeliefden. Wij zijn hier allemaal gast, op aarde én in de kerk, niemand uitgezonderd. Wij moeten hier in die zin dan ook onze plaats kennen. En perfect, volmaakt zijn wij geen van allen. Arm, gebrekkig, kreupel en blind zijn we allemaal: Want we kunnen allemaal mensen en zaken over het hoofd zien en onhandig opereren eventueel en tekortschieten. En wie denkt dat dit in zijn of haar geval niet zo is, die heeft hier niets te zoeken, die kan maar beter weggaan en zijn of haar heil elders zoeken. Maar ja, dáár, elders, is het vanuit ons, vanuit Jezus' perspectief natuurlijk niet te vinden. Dus blijf toch maar lekker. Maar overdress jezelf dus niet. Doe geen kleren aan die jou niet voor jou bestemd zijn. En meet jezelf geen verantwoordelijkheden aan die je niet hebt, matig je die niet aan. Kies op bescheiden wijze je plek. Kén je plek en wéét wie je bent. Heb oog voor mensen in nood in het bewustzijn dat je het ook zelf bent: in nood - dat ook jij de anderen echt nodig hebt. Amen. |
Preek van de week >