Eerste Pinksterdag, 23 mei 2010, in de Kerk van Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans (Obrechtkerk) te Amsterdam, door pastor Pierre Valkering Gelezen: Uit het boek der Handelingen van de Apostelen (2, 1-11), de eerste brief vaan de christenen van Korinthe (12, 3b-7.12-13) en uit het Johannes-evangelie (14, 15-16.23b-26). Op de zaterdag voor Pinksteren, zes jaar geleden, wandelde in het leven van een goede, lieve, dierbare vriend van mij opnieuw de liefde binnen. Hij ontmoette iemand. Er sprong een vonk over. Ze kwamen bij elkaar, het vuur van de liefde ontvlamde en gisteren hebben zij zich geregistreerd als partners en nadien was er een liturgische viering waarin Gods zegen die zij nu al zes jaren met elkaar hebben mogen ervaren en genieten door een collega van mij ook over hen werd uitgesproken. De twee spraken ook elkaar toe. Beiden staken de loftrompet over elkaar, bejubelden elkaar. Maar Kees, met wie ik al lang bevriend ben, zei ook: "We kibbelen ook heel wat af." Er klonk een klaterende lach. Ja, dat herkennen de mensen. "Maar", zo vervolgde Kees, "bij jou kan ik daar wel tegen, tegen dat gekibbel, want je doet het meestal op een leuke manier, met humor. Je maakt me vaak aan het lachen." Het is natuurlijk wáár, dierbare gasten en parochianen van deze Rozenkrans- oftewel Obrechtkerk; het is natuurlijk wáár: er ís vaak het nodige gekibbel in het dagelijks leven van mensen. Onze omgang met elkaar is niet altijd gemakkelijk. Die kan bij tijd en wijle ook stroef en problematisch zijn. Het vált niet altijd mee om elkaar goed te verstaan, om elkaar te bereiken en de dingen goed en soepel te doen verlopen. Er is soms veel gedoe, gehannes, geëmmer enzovoort. Het leven is soms net een soap of een slapstick. Dat geldt voor het relationele leven van mensen. Dat geldt voor het gezinsleven en voor de verhoudingen tussen mensen die in hun werk met elkaar te maken hebben en ook geldt dat voor het kerkelijk leven. Het valt soms niet mee. Waar gehakt wordt vallen spaanders, zo is dat nu eenmaal. We raken soms ver van het ideaal verwijderd en bakken er soms niet veel van. Maar vandaag vieren wij Pinksteren. De Heer Jezus die na Zijn verrijzenis en hemelvaart is teruggekeerd naar Zijn bron, naar Zijn oorsprong die ligt in God, de God die Hij Zijn Vader heeft genoemd; de Heer Jezus zendt tezamen met die Vader hun beider Geest. Plástisch wordt het beschreven in het boek der Handelingen van de Apostelen: "Uit de hemel kwam een geraas alsof er een hevige wind opstak. Heel het huis waar zij waren werd erdoor gevuld. Er verschenen (...) vurige tongen die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van Heilige Geest (die van Jezus, die van God) en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf." Ook buiten het huis waar men bijeen is merkt men het. Men loopt te hoop. En wat ook de moedertaal is van de mensen die erbij zijn: iedereen begrijpt wat Jezus' begeesterde leerlingen zeggen ... Het is, dierbare gasten en parochianen, het is blijkbaar een heel heftig en aangrijpend effect, dat komen van die Heilige Geest. Wat daarvan te denken. Wát is toch die "Heilige Geest". Merken wij daar iets van? Hebben wij daar ook mee te maken? Is die Heilige Geest ook werkzaam onder ons en ín ons? We mogen het geloven. Gisteren is in Heiloo, in het heiligdom van Onze Lieve Vrouw ter Nood het Heilig Vormsel toegediend aan een aantal volwassen, pasgedoopte, én jeugdige leden van onze kerkgemeenschap hier. Bij het Heilig Vormsel krijgt men, door de bisschop of een gewone priester, de handen opgelegd en men wordt gezalfd op het voorhoofd met het Heilig Chrisma, de heilige olie waarover de Geest is afgeroepen. En dan zegt de bisschop of de priester: "Ontvang het zegel van de Heilige Geest, de gave Gods". En het geloof is dat die Geest dan ook wérkelijk komt en bezit neemt van iemand. Zoals gezegd: dat mogen we geloven. Maar kúnnen we het ook geloven? Merk je er iets van? Voel je het? Gebeurt er zoiets als waar we in de Handelingen van de Apostelen over horen? Was het gisteren in Heiloo ook heftig en aangrijpend voor onze vormelingen? Tien tegen één, veelgeliefden, dat het tegenvalt, dat we er redelijk nuchter bij blijven en voorzover we wél "iets voelen" of ánderen spreken over "iets bijzonders" dat ze in dit verband zeggen te hebben ervaren - dan horen we in ons al gauw een kritisch stemmetje in de zin van: is dat geen suggestie, is dat geen geëxalteerdheid, is dat geen aanstellerij? De Heilige Geest, hoe krijgen we daar zicht en greep op? Hoe krijgen we daar duidelijkheid over? Ach ja, veelgeliefden, dat is natuurlijk precies het probleem: die Geest is onzichtbaar en ongrijpbaar, dat is toch juist de clou - of niet soms? Hoe zit het? Wie helpt ons ermee? Wie schept hier duidelijkheid? Misschien dat Stephan Langton dat wel doet. Hij was in de dertiende eeuw aartsbisschop van Canterbury [Gestorven in 1228] en hij is de vermoedelijke dichter van de zogenaamde "sequentie" "Veni Sancte Spiritus" die we met Pinksteren in de kerk altijd zingen; die we zoëven al hebben gezongen. "Veni, lumen cordium", "Kom, licht van de harten". "Consolator optime" - "allerbeste Trooster", "dulcis hospes animae" - "lieve gastheer van de ziel", "dulce refrigerium" - "lieve verkwikker". "In labore requies" - "In het werk ben je rust", "in aestu temperies" - "in hitte ben je verkoeling", "in fletu solatium" - "als er tranen vloeien ben jij troost". "Lava quod est sordidum" - "Was af wat vuil is", "riga quod est aridum" - "bevochtig wat verdroogd is", "sana quod est saucium" - "genees wat gewond is". "Flecte quod est rigidum" - "Buig wat star, wat stram is", "fove quod est frigidum" - "verwarm wat koud is", "rege quod est devium" - "wijs de weg wat de weg kwijt is geraakt". Zó onder andere spreekt Stephan Langton in zijn hymne over de Geest en zo spreekt hij die aan, aldus doet hij er een beroep op. En ik denk, dierbare gasten en parochianen: dan weten we allemaal wat hij bedoelt, wíj die inderdaad uitgeblust, verhit, verkild, bedroefd, onzuiver, uitgedroogd, gewond door het leven, onbuigzaam of de weg kwijt kunnen zijn. De Geest Gods, die van Jezus, in ons die is bij dat alles als een geheime bron die ons opnieuw "de andere kant" kan doen ervaren, die ons leren kan de dingen van een andere kant te bekijken, die tegenwicht kan geven als we in een bepaalde manier van doen dreigen door te draven en uit de bocht dreigen te vliegen. Als jij dan de Geest (die van Jezus, die van God) roept (want dat is essentieel: je moet er om vrágen, om die geest, zo duidelijk mogelijk; maar als je dat doet), dan roept die Geest jou terug. Dan brengt die Geest evenwicht. Moge die Geest dan in ons leven aanwezig zijn en heersen veelgeliefden - die Heilige Geest die blijkbaar heftig en aangrijpend kan werken, maar ook héél subtiel en omzichtig, niet opdringerig, bijna zonder dat we het merken. Moge die Geest als een nieuwe liefde ons leven binnenwandelen. Moge de vonk overspringen. Mogen wij ontvlammen. Amen. |
Preek van de week >