Kerstnachtpreek: Van harte herbergzaam zijn

Geplaatst 29 dec 2015 03:46 door De Stadslamp Amsterdam   [ 29 dec 2015 03:47 bijgewerkt ]
VERKONDIGING in de Kerstnacht van 2015 in de Kerk van Onze Lieve Vrouw Koningin van de Vrede te Amsterdam
door pastor Pierre Valkering

Gelezen: uit het boek van de profeet Jesaja (9, 1-6), de brief van de heilige apostel Paulus aan Titus (2, 11-14) en uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (2, 1-14).

Je moet "gaarne herbergende" zijn.
De leider van een christelijke gemeenschap moet "gaarne herbergende " zijn.
- Zo staat geschreven, dierbare gasten en parochianen, in de eerste brief van de apostel Paulus aan Timoteüs. "Gaarne herbergende" - Zó, met die woorden, staat het in de Státenvertaling van de bijbel. Dat is de vertaling die werd gemaakt "op last van de Hoog-mogende Heren STATEN-GENERAAL DER VERENIGDE NEDERLANDEN en volgens het besluit van de Synode Nationaal gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619". Fier staat dat zó op de titelpagina van de Statenvertaling. "Gaarne herbergende". Die woorden werden geciteerd, met grote passie en klem, nu ruim twintig jaar terug, in verband met mijn priesterwijding, door de onvergetelijke pater Jan van Kilsdonk S.J. Hij gaf mij die woorden echt méé, om niet te zeggen: hij wreef, hij péperde ze mij in. En ik moet zeggen: het is hem goed gelukt. Die woorden, "gaarne herbergende", gaan nu al twintig jaar als een mantra met mij mij: "Gaarne herbergende", je moet "gaarne herbergende" zijn: gastvrij zijn, graag logé's willen ontvangen, graag mensen willen huisvesten en onderdak verschaffen.

Ja... maar in de kerstnacht horen wij altijd weer: Er was voor hen, voor de hoogzwangere Maria en haar vriend Jozef; er was voor hen géén plaats in de herberg.
Wat was het probleem? Kón men hen niet herbergen? Of wílde men hen niet herbergen?

Ik kom uit een familie waarin het zogenaamde 'kermisbed' een bekend begrip was. Dat was, of is: een geïmproviseerd bed. Verschillende van zulke geïmproviseerde slaapplaatsen naast elkaar, dat wordt 'op de lange regel' genoemd. Ook ben ik opgevoed met gezegdes als: "Waar een wil is, is een weg." En: "Er kunnen veel makke schapen in een hok." "Niet mekkeren!" zei mijn West-Friese vader wel eens tegen ons: Het was niet de bedoeling dat wij als kinderen zeurden, klaagden, laat staan zouden 'peeuwen' oftewel dreinzen - zéker niet als er veel volk en het druk was.

De vraag, veelgeliefden, blijft hóóg actueel: Is er plek of is er geen plek? - in de herberg, in het huis, in het land, in de kerk, in het hart, in het hoofd... Mag iemand, mogen ménsen komen of mogen zij niet komen? Is men welkom of is men niet welkom? Mag je er zijn of mag je er niet zijn? Mag je meedoen of mag je niet meedoen?

Kerstmis is een familiefeest zegt men. Maar... wíe hoort er bij de familie? Wie mág er bij horen? Ik ken een vrouw die viert Kerst met de familie. Dit jaar vroeg zij: Mag ik een vriendin meenemen? Na enig onderling beraad kreeg zij als antwoord: "Wij vinden het wel vervelend om te melden, maar we willen deze dag graag alleen met de familie vieren. Ik hoop dat je onze keuze respecteert."
Tja... Wat moet je dan? Wat moet een mens met zo'n antwoord? Moet die vrouw kiezen voor haar familie? Of kiest ze voor haar vriendin?

Kerstmis betekent: God wordt geboren, in Jezus, midden onder ons. "Hij is onder ons zijn tent", zijn tabernakel, "komen opslaan" klinkt het bij de evangelist Johannes.[1] Maar... kunnen wij dat wel aan? Kunnen wij Hem, Jezus, wel hebben? Kunnen en wíllen wij Hem wel herbergen? "Toen ik een vreemdeling was, namen jullie mij in huis" zal het Kerstkind, eenmaal volwassen en vlak voor zijn gewelddadige dood zeggen. Maar... "Wanneer was u een vreemdeling en namen wij u in huis?" vragen Hem dan de goede mensen.[2] En Hij zegt dan: "Alles wat je voor één van deze geringste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan."[3] Dat zegt Jezus. Zoals Hij ook zegt: "Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Wie zijn leven verliest vanwege Mij en de goede boodschap, zal het redden."[4]

Iemand die deze woorden serieus genomen heeft in zijn leven is mijn ambtsbroeder Frans Horsthuis, priester van het aartsbisdom Utrecht, nu 94 jaar oud. Iemand gaf mij laatst zijn autobiografisch geschrift De koninklijke weg[5] dat op mij werkelijk een verpletterende indruk gemaakt heeft. Zoiets had ik nog nooit gelezen. En die Frans Horsthuis is wat mij betreft een groot geestelijk leidsman.

"Durf jij het te wagen zonder salaris?" vroeg Jezus op enig moment heel rechtstreeks aan Frans in zijn gebed. "Ík heb vroeger ook geen salaris gehad." En Frans deelde het bestuur van zijn parochie, die van Neede, in de Achterhoek, mee: "U hoeft mij voortaan geen salaris meer te geven." In 1968 was hij in Jeruzalem en Jezus zei tegen Frans, op de Olijfberg: "Mijn Kerk, waarvoor ik mijn bloed en leven gegeven heb: jullie hebben er ook weer een organisatie van gemaakt, die beheerst wordt door geld en macht." En: "Dat wil ik niet langer van jou. Waar jij als priester voorgaat, daar wil ik niet dat er nog geld aan te pas komt." En: "De eerste zondag als je weer thuis bent, onmiddelijk ermee beginnen."

Al spoedig leidde deze nieuwe koers van Frans tot problemen en heeft hij zijn pastoorsfunctie vrijwillig teruggegeven aan zijn bisschop - die Frans natuurlijk moeilijk kon ontsláán omdat Hij Jezus wilde navolgen en echt volgens het Evangelie wilde gaan leven.

Maar daar stond Frans: op straat, zonder functie, zonder inkomen, zonder onderdak. Het is hem echter gelúkt om zijn hele verdere leven zonder geld en ander bezit door de wereld te gaan. Hij noemt zichzelf "een wandelend bewijs, hoe God zijn beloften vervult."

Toen hij eens een heel moeilijke periode doormaakte mocht Frans ervaren hoe Jezus als volgt in hem sprak: ... "Schenk gewoon geen aandacht aan je gevoelens van honger en kou... Vul je hart met mij... Blijf in Mij..." En Frans schrijft dan: "Opeens zie ik het: "Heer, wat was ik aleen met mezelf bezig. Komt U bij me. Van harte welkom! Maar wat kan ik U bieden? Neemt U genoegen met mijn armzaligheid en leegte? (...) Ik wil U wat warmte geven. Maar het is binnen in me wel een beestenstal, zoals in Bethlehem. Máár U bent er welkom. In Bethlehem bent U immers ook niet geboren in een herberg, maar in een stal. Daar vond U de warmte van Maria, Jozef en de herders. Komt U zó in me, al moet het er dan wel wat beter worden ingericht." "Op dat ogenblik was het", schrijft Frans, "alsof dat hele koor van hemelingen (...) kwam en antwoordde: "Ja, wij komen." Toen was het alsof binnen in me die vunzige beestenstal uitgroeide tot een lichtende ruimte. (...) En Jezus sprak: "Nu heb ik een diepere intrek in jou genomen." En: "Zo een grot wordt steeds ruimer, naarmate hij verder wordt uitgehakt."

En Frans vervolgt: "Indertíjd was het veel meer de omvorming en vernieuwing van mezelf waar het om draaide. Deze keer kwam echter Jezus-in-mij in het middelpunt van mijn aandacht. Híj lijdt kou. Híj is eenzaam. Híj wil groeien in me. Zo iets is een hele ommekeer in je leven, een halve slag om: van wedergeboorte en vernieuwing van eígen leven naar 'niet ik leef, maar Christus leeft in mij'. Heel je belangstellingssfeer gaat zich dan verleggen. Bij alles wat je beleeft gaat het dan lijken, alsof je zelf slechts de huid bent waarin Jezus huist. Er komt iets op gang, wat ik zou willen noemen: een vergroeien met elkaar. Dat is een grote genade, die dan je hele wezen gaat doortrekken."

"God is overal, alomtegenwoordig, maar Hij wóónt níet overal."

"Als ik Jezus vraag", zoals nog altijd Frans Horsthuis; "als ik Jezus vraag, bij míj te komen wonen, dan kan er op een goede dag een verhuiswagen voor mijn deur verschijnen en Jezus stapt daaruit.
"Welkom Heer, maar... die verhuiswagen?"
"Ja, ik mocht immers bij jou komen wonen? Ik heb mijn meubeltjes meegebracht, want Ik heb een wat andere smaak dan jij."
"Waar laten we dat, Heer?"
"Tja, dan moeten de jouwe er wel uit", zal Hij dan misschien zeggen. "Zet ze maar in die verhuiswagen... als jij wilt." Want de Heer is heel vriendelijk en inschikkelijk en bescheiden. "Voorlopig neem ik wel genoegen met een hoekje op de zolder. Als het jou bevalt, kunnen we dan verder gaan", want: "een feest wordt het pas, als het héle huis van Jezus is, zodat Hij er echt woont met Zijn vader en de heilige Geest, en als ík dan mag in-wonen."

Frans Horsthuis, een gelovige en een priester die er helemaal voor is gegaan - voor Jezus, voor God. Voor Hem is hij totaal arm geworden en het heeft hem rijk gemaakt. Hij schrijft: "Het zal veel mensen wel onwerkelijk in de oren klinken, en toch is het zo: Geld is nooit een aanwijzing van Gods wil. Eerder van het tegendeel. Met geld draai je jezelf gemakkelijk een rad voor de ogen. (...) Daarom heb ik het verstaan van Gods leiding nooit laten afhangen van geld. Maar als je eerst zijn wil zoekt, zal Hij daarna ook wel voor de geldmiddelen zorgen." Want: "Hebben we niet een Vader die multimiljonair is?"
Zo beleeft Frans het en met behulp van dát gelovige inzicht heeft hij zijn leven vormgegeven. En hoe doen wij dat? Hoe doet u het? Hoe doe jij het? Hoe doe ik het? Hoeveel ruimte gunnen wíj God in ons leven? In welke mate durven wíj in Hem te geloven? En wat is ónze inzet? Ik denk: in de mate waarin je durft en geeft zul je ook terugontvangen.

Een collega van mij, dominee Paul Visser van de Noorderkerk, schreef afgelopen maandag in NRC-Handelsblad: "Alleen die Ene die ooit geboren werd als een kind en als slachtoffer van onrecht en geweld eindigde aan een kruis. Maar die inmiddels voor ontelbaren - in de regel weldenkende mensen - al twintig eeuwen lang een bron werd van liefde, verzoening en vrede. Een door de hemel gegeven oriëntatiepunt in de nachtmerrie van deze wereld. Geloof het of niet: als Eén ons redden kan dan Hij. Ik zou het met Kerst op een van die plekken waar over dit Kind wordt verhaald, nog maar eens checken..."[6]

U hebt dat gedaan door vandaag hier naar toe gekomen... U doet dat!

Een 85-jarige mevrouw "met rollator" uit Amsterdam-West, mevrouw A. Willemsen, schreef mij: "Ik heb het gevoel, dat het besef in de lucht begint te hangen, dat we het toch echt niet allemaal a l l e e n af kunnen en het Kerstkind nodig hebben...."

Misschien heeft zij gelijk, groeit inderdaad dat bewustzijn en begint het tijd te keren. Laten we het hopen. En laten wij vooral mensen zijn die "gaarne herbergende" zijn - mensen die in hart, hoofd, kerk, huis en land het Kerstkind herbergen, dat wil zeggen: allerlei vreemdelingen herbergen dan ook in wie Hijzélf tot ons komt. Mogen wij herbérgende en ook: herbergzáme mensen zijn, want wie weet: gaan wij het ook ooit nog eens op de één of andere manier nodig hebben om opgevangen te worden. Zal men ons dan kunnen herbergen? Mogen wij mensen zijn die Hém, Jezus, het Kerstkind dat gekruisigd zal worden; mogen wij mensen zijn in wie Hij wélbehagen heeft: mensen die Hij graag ziet. Ik wens u in die zin, in Jezus' Geest, een Zalig Kerstmis. Amen.

[1] Joh. 1, 14.
[2] Mtt 25, 31-40. Vertaling: Bijbel in gewone taal.
[3] Mtt. 25, 40. De Bijbel in gewone taal vertaalt hier: "Elke keer dat jullie iets goeds doen voor één van de gelovigen die hier naast mij staan, doe je iets goeds voor mij." Zou Jezus dan toch bedoeld hebben: ondersteuning van alleen 'goede mensen', c.q. van geloofsgenoten? Ter vergelijking, De Nieuwe Bijbelvertaling (2005) geeft: "Alles wat jullie gedaan hebben voor onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan." En de Naardense bijbel (herziene editie 2014): "Zoveel ge gedaan hebt aan één van dezen, mijn geringste broeders-en-zusters, hebt ge voor mij gedaan."
[4] Mc. 8, 35. Zie ook: Mtt. 16, 25; Lc. 9, 24; 17, 33 en Joh. 12, 25.
[5] Het boek is in eigen beheer uitgegeven. Ik beschik over de 4e herziene druk - in digitale vorm. Alle citaten zijn hieruit genomen. Omdat pagina-nummers in het boek helaas ontbreken, kunnen deze uiteraard ook niet vermeld worden bij de afzonderlijke citaten. In digitale vorm wordt het boek gratis ter beschikking gesteld. Wilt u het ontvangen, zendt u dan een e-mail aan mij, pastor Pierre Valkering: p.valkering@planet.nl
[6] Paul Visser, 'Wie kan ons redden als God passé is'. In NRC-Handelsblad, maandag 21 december 2015.
Comments