Verkondiging op Zondag 6 februari 2011 in de Jeruzalemkerk te Amsterdam door Bas van der Graaf
-Bijbellezing: Jesaja 43:9-12, Mattheus 5:13-16 Gemeente, gasten in ons midden, Jezus zegt het heel opgewekt in ons Bijbelgedeelte: jullie zijn het zout van de aarde en het licht van de wereld. Twee mooie beelden over de missie die hij voor zijn leerlingen toen en vandaag in petto heeft. Beloftevolle beelden over geloof dat wat uitwerkt in de wereld, dat zichtbaar wordt en dingen zichtbaar maakt. Maar ook woorden die een zekere vanzelfsprekendheid ademen: geloof me nu maar en doe het gewoon. Persoonlijk heb ik deze woorden van Jezus altijd heel inspirerend gevonden. Ze gaan al jaren met me mee en inspireren me telkens weer om als missionair predikant in de stad te staan. Ze geven me grond onder de voeten, ze stimuleren me om op een creatieve manier over onze missie na te denken, ze helpen me om vrijmoedig te zijn in het delen van mijn geloof in deze stad. Natuurlijk hoop ik dat dit voor ons allemaal het geval is (en onbewust ga ik daar soms ook wel een beetje van uit). Maar sinds ik daar in gesprekken met gemeenteleden expliciet naar ben gaan vragen ben ik tot de conclusie gekomen dat van een vanzelfsprekende herkenning bepaald geen sprake is. Ik zou bijna zeggen: in tegendeel. De woorden van Jezus blijken heel veel persoonlijke aarzeling en twijfel bloot te leggen. Wat ik heel vaak proef is: ik heb mijn handen vol aan mijn eigen geloof, weet heel veel dingen nog helemaal niet zeker, laat staan dat ik er vrijmoedig met anderen over zou spreken. Of een andere overweging: ik weet eigenlijk niet zo zeker of het wel moet, anderen overtuigen van mijn geloof. Wie zijn wij om dat te willen? Dus toen ik van de week aan de slag ging met het gedeelte dat vandaag op het rooster staat wist ik één ding zeker: de preek van zondag wordt zeker ook een gesprek met onze eigen aarzelingen en twijfels. Maar hopelijk wel een gesprek dat ons terugbrengt bij de basis en ons terugbrengt met wat in Jezus' naam mogelijk is voor ons! *Ik begin toch maar gewoon met een rondje door te tekst, om even goed scherp te krijgen wat Jezus nou eigenlijk zegt. En allereerst constateren we dan, dat Jezus twee beelden gebruikt, die alles met elkaar te maken hebben maar toch ook een heel eigen accent hebben. Het eerste beeld wat hij gebruikt is dat van het zout, het tweede dat van het licht. En ik vond in een preek van de grote 19e eeuwse prediker Charles Spurgeon een aansprekende uitleg over de verschillende accenten die Jezus hiermee legt en die wil ik in hoofdlijn volgen. Eerst dat beeld van het zout dus. Jezus zegt daarvan: Jullie zÃjn het zout van de aarde. En wat meteen opvalt is, dat Jezus met nadruk zegt dat we dat zijn. Hij zegt niet: ik zou het fijn vinden als jullie dat waren. Of: doe je best om dat te zijn. Nee, hij zegt: dat zÃjn jullie. Dat is jullie identiteit. Dat worden jullie, als jullie in mij geloven en mijn volgeling worden. En dan zijn jullie het ook! Maar wat wil dat beeld van het zout zeggen? Daar zijn in de loop van de tijd allerlei suggesties voor gedaan. Duidelijk is in elk geval dat zout de eigenschap heeft om allerlei dingen te doortrékken. En als het dan om de werking gaat was dat in het oude oosten in elk geval een tweeledige: smaak maken en bederf weren. Zout geeft voedsel meer smaak, maar zout (pekel) werkt ook conserverend, in de warmte van het oude oosten een belangrijk functie. (Mijn eigen associatie was nog zout als ontdooiingmiddel, voor ons een sprekend beeld, maar in het oude oosten waarschijnlijk veel minder bekend.) Maar hoe dan ook: Spurgeon benadrukt in zijn preek dat zout een verborgen werking heeft en dus een beeld is voor de stille en verborgen invloed die gelovigen gewoon om wie ze zijn op hun omgeving hebben. Het beeld van het zout wijst dus op het geloof dat zijn werk doet in de wereld, vaak zonder dat er een actie aan verbonden is. *Dat ligt voor een deel anders bij het beeld van het licht, een beeld wat Jezus in dubbele zin gebruikt. Het eerste beeld is dat van een stad in de nacht die op een berg ligt. Als in de huizen en de straten de lichten branden kan zo'n stad niet verborgen blijven, maar zie je hem al op kilometers afstand liggen. Dat beeld ligt in een aantal opzichten dicht bij dat van het zout: de volgelingen van Jezus zÃjn licht en zo door wat ze zijn zijn ze zichtbaar en verspreiden ze licht. Het tweede beeld is echter dat van licht dat heel bewust op een kandelaar wordt gezet en niet onder een korenmaat. Volgens Spurgeon is dit daarom een beschrijving van een veel bewustere actie, om op die manier licht te laten schijnen in een bepaalde omgeving. Daarbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan een heel bewuste keuze om in het publieke domein de stem van het Evangelie te laten klinken of om het verlangen om op je werk principes van het evangelie in te brengen in het gesprek over ethische dilemma's. Twee vormen van getuigenis en invloed dus: door wat we zijn en door wat we doen. Spurgeon vat dit zo samen: 'Niet zodra is een mens wedergeboren voor God, of hij begint op zijn medemensen in te werken door een invloed die meer gevoeld dan gezien wordt. Het pure bestaan van de gelovige werkt reeds op de ongelovigen.' 'De onbemerkte en schier onbewuste invloed van een heilig leven werkt zeer krachtig tot bewaring van de maatschappij en tot voorkoming van zedelijk bederf.' 'Maar er is in iedere ware christen ook een openbare, zichtbare invloed, die hij geroepen en verplicht is uit te oefenen, en deze wordt door de Heer voorgesteld onder het beeld van het licht.' 'De ware christen zal in elk geval de stille, ongeziene invloed van het zout uitoefenen op hen, die in onmiddellijke aanraking met hem komen. Laat hij er echter ook naar streven om ook de tweede, de verlichtende invloed te bezitten.' Hiermee staat de boodschap van Jezus op scherp! *De boodschap van Jezus staat hiermee inderdaad op scherp en in de rest van mijn preek wil ik van daaruit drie fundamentele vragen aan ons allemaal aan de orde stellen. De eerste vraag is: Geloven we dat we dit zijn: zout van de aarde en licht van de wereld? Dat is meteen de meest fundamentele vraag voor ons allemaal, de vraag naar ons geloof in Jezus en de bijbehorende identiteit. Kunnen, durven, willen we van ons zelf zeggen dat we door het geloof in Jezus een nieuwe identiteit hebben gekregen. Of, met de woorden van Spurgeon: geloven we dat we in Jezus Christus wedergeboren, opnieuw geboren zijn? Voor sommigen van ons is dat eigenlijk geen vraag: natuurlijk geloof je dat en je ervaart het ook. Daar ligt het fundament van je leven, de vreugde van je hart, de hoop van je bestaan. Maar voor anderen -voor velen?- is dat veel minder natuurlijk. De één zegt: ik wil het wel geloven, maar ik erváár het niet. Een ander zegt: ik kan me er niet aan overgeven, want mijn denken komt er niet in mee. En weer een ander zegt: ik weet niet of ik het wel wÃl. Allemaal hele reële en begrijpelijke bezwaren. Maar hoe we er ook in staan, duidelijk is dat hier voor ons allemaal wel de eerste vraag van Jezus ligt. Het is de vraag van Jezus die in het Evangelie van Mattheüs steeds zal klinken: volg mij, geloof mij, keer je om naar mij. En aan de ene kant is geloven uiterst eenvoudig: het is Jezus op zijn woord geloven en daar je leven naar richten. Maar aan de andere kant is het - zo merken we steeds weer - voor óns toch steeds weer heel ingewikkeld en moeilijk. Maar dit is wat Jezus ons belooft en in het vooruitzicht stelt: dat we in hem, als herboren mens, als zout en licht mogen zijn, uit pure liefde en genade. Allereerst om ons eigen leven op smaak te brengen, het bederf te weren en het donker te verjagen. Geloven we dat? Geloven we dat écht? *Dan de tweede vraag, niet minder fundamenteel: Geloven we dat we puur om wat we als gelovige zijn zout van de aarde kunnen zijn? Die vraag hangt natuurlijk heel nauw samen met die eerste, maar de spits is nu wel naar buiten gericht. En de eerste vraag moet dan misschien zijn: zijn we ons er van bewust dat het pure feit dat we geloven iets uitwerkt in onze omgeving? Beseffen we, dat ons getuigenis in de wereld daar begint, heel eenvoudig, eigenlijk zonder dat we er iets voor hoeven te doen? Als we dat beseffen, kunnen we er ook in investeren en weten we waarom we dat doen. Jezus wijst er op, dat zout zijn smaak kan verliezen. Dat vinden we misschien een raar beeld, maar het zout van zijn dagen was niet zo zuiver als dat van ons; het was gemengd met kalk en zand en andere mineralen. Wat zout leek hoefde dus niet altijd zout te smaken. Zo kan het ook met het geloof zijn. Je gelooft, er is echt een nieuw begin gekomen in je leven, maar het is teveel vermengd met andere dingen en dus smakeloos. Wat je daar aan kunt doen is (en dan stappen we even uit het beeld): het geloof voeden met de woorden van de Bijbel en met gebed. Stil zijn met de Heer, zijn woorden lezen en overdenken, antwoorden en bidden om de Geest: dat zijn en blijven de aangewezen middelen om het geloof op smaak te houden. En wees eens eerlijk: ligt daar nou net onze grootste valkuil, dat we daar niet aan toe komen? Te druk, te moe, te weinig prioriteit. Maar ook: te vaak niks gevoeld, te vaak teleurgesteld, te moeilijk, te bekend, te ver van je af, te confronterend. Herkenbaar? Ik snap het maar al te goed. Maar hoe we het ook wenden of keren: de enige manier om het geloof te blijven voeden en op smaak te houden is door woord en gebed. Of je dat nu met zijn allen, met zijn tweeën of drieën of alleen doet is van secundair belang, maar hier kunnen we niet om heen. Zullen we elkaar en ons zelf daarom aansporen om het zout van ons geloof niet krachteloos te laten worden? *Ik zou me kunnen voorstellen dat iemand zegt: zeg nu maar amen, want hier heb ik voorlopig genoeg aan. Dat kan inderdaad zo zijn en het kan zeker ook zo zijn, dat je tijd moet nemen om je eigen geloofsvragen te beantwoorden of je geloof weer eens goed op smaak te brengen voor je aan verdere stappen denkt. Toch is het ook in dat geval goed om ook de derde vraag naar je toe te laten komen, al is het maar omdat de ervaring leert dat voor je eigen gevoel uitlopen soms ook kan helpen om uit een bepaalde impasse te komen. Hoe dan ook: in onze gemeente willen we onze deelnemers en belangstellenden graag uitdagen om hun licht op de kandelaar te zetten en niet onder een korenmaat. We doen dat aan de ene kant in het besef dat alleen de aanwézigheid van een levende gemeente als een stad op de berg is. Maar aan de andere kant beseffen we ook dat er van ons activiteiten worden gevraag, acties, concrete vormen, keuzes. En daarom proberen we creatief na te denken over missionaire vormen die het licht van het evangelie zichtbaar maken in de wereld: zo toegankelijk mogelijke diensten, het missionair-diaconale project Westerwijk, de zoekerscursus, de verdiepingscursus, het Zondagavondgesprek, Kaarsjes in de Baarsjes, Juni Kunstmaand, contacten in de buurt en nog veel meer. En wat we hopen is, dat al die activiteiten voor individuele leden en bezoekers de kandelaar kan zijn waar ze hun eigen lichtje op kunnen zetten en laten meeschijnen. En voor de een is die plek veel prominenter dan voor de ander, maar in het totaal kan er dan een mooi licht schijnen in deze buurt. Daarom leg ik vanmorgen toch maar gewoon heel vrijmoedig de vraag neer of je mee wilt doen om van de Jeruzalemkerk een kandelaar in West te maken die steeds helderder schijnt. Ook als je nog lang niet klaar bent je eigen vragen en twijfels is er vast een taak of taakje die bij je past. En op dezelfde manier wil ik je uitdagen te blijven denken over de mogelijkheden om ook op je werk, in je studie of in je netwerk je licht te laten schijnen. *Ik keer tenslotte nog even terug naar het begin van mijn preek, naar de beloftevolle woorden van Jezus: jullie zijn het zout van de aarde, jullie zijn het licht van de wereld. Weet je wat uiteindelijk het meest bemoedigende is van die woorden? Dat ze met alle vezels verbonden zijn en blijven met de missie van de levende Heer zelf. Want het is natuurlijk al heel bemoedigend om te weten, dat Jezus door zijn Geest nieuwe kracht in ons legt om zijn opdracht te kunnen vervullen: kracht om herboren te worden, licht om te stralen. Maar nóg bemoedigender is het om te weten en te geloven dat het uiteindelijk Jezus zelf is die een missie heeft in deze wereld, in deze stad. Met andere woorden: de levende Heer is uiteindelijk zélf het zout dat diep doorwerkt en het licht dat schijnt in de duisternis. Hij is het die de wereld vernieuwt, die mensen zoekt en vindt, die het bederf weert en weer smaak geeft aan het leven. En uiteindelijk gaat het dus om de vraag of we ons aan hém willen toevertrouwen. Of we ons door hem willen laten roepen om mee te doen in de missie waarin hij ons - hoe is het mogelijk- kan en wil gebruiken. En hoeveel voorbeelden zijn er niet van mensen die groot werden in zijn Koninkrijk, maar zichzelf toen ze geroepen werden totaal ongeschikt vonden (of het ook waren): de apostel Paulus, de discipelen van Jezus, kerkvader Augustinus, evangeliste Corrie ten Boom en ga zo maar door. Ze vertrouwden zich eenvoudig weg toe aan de leiding van hun Heer en ontvingen al gaande de weg de kracht en de middelen om te doen wat ze waren: zout van de aarde, licht van de wereld. Die Heer spreekt vandaag ook ons aan, met zijn beloften en zijn opdrachten. Voelen we ons aangesproken? Zo nee: denk er nog eens over waarom niet, spreek er over met God. En zo ja: wijd je, voor het eerst of opnieuw toe aan Jezus, die ook u, jou en mij wil gebruiken in zijn missie. Amen |
Preek van de week >